Theater, dans en opera

Thema’s > Theater, dans en opera

Eerst en vooral moet beklemtoond worden dat er op het vlak van de podiumkunsten een zeer intensieve interactie bestaat tussen de twee Nederlandse taalgebieden: het noorden, Nederland, en het zuiden, Vlaanderen. In die interactie wordt geregeld ook het Franstalige gebied, Wallonië, betrokken. Die internationale samenwerking blijkt vooral uit de belangrijke festivals: het Holland Festival, het Kaaitheaterfestival, het KunstenFESTIVALdesArts, Springdance, Klapstuk en andere. Verder is er sinds een paar decennia een grote wederzijdse interesse en een uitwisseling van ‘human resources’: enkele Vlamingen maken toneel in Nederland, enkele Nederlandse gezelschappen kennen het meeste succes in Vlaanderen en Brussel…

Nochtans heeft het theater in Nederland een andere ontwikkeling gekend dan in het zuiden. Na de scheiding van de Nederlanden beleefde het Nederlandse theater een Gouden Eeuw, met de werken van Vondel, Hooft en Bredero. In het zuiden hing het overleven van taal en literatuur onder de opeenvolgende vreemde overheersers helemaal af van de rederijkerskamers. Toen België in 1830 onafhankelijk werd, moest Vlaanderen 250 jaar van culturele armoede proberen goed te maken. Het theater speelde een belangrijke rol bij de herwaardering van het Nederlands in Vlaanderen, maar kon – precies doordat zoveel energie opging in de strijd voor die emancipatie – in de vorige eeuw nooit een echt hoog niveau halen. Toen er in de loop van deze eeuw weer sprake kon zijn van een autonome Vlaamse cultuur, was de tijd rijp om met anderen – zowel in Nederland als in Wallonië – samen te werken.

Het Vlaamse theaterlandschap omvat de volgende repertoiregezelschappen: het Nederlands Toneel Gent (NTG), de Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS) van Antwerpen en de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) van Brussel. Deze gezelschappen konden tot voor een paar jaar echt ‘traditioneel’ genoemd worden, maar hebben intussen vaak een modernisering ondergaan, onder meer onder impuls van vernieuwende gezelschappen en dramaturgen, als de Blauwe Maandag Compagnie, De Tijd, Stan, Jan Decorte, Jan Fabre, Guy Cassiers en Franz Marijnen. Daarnaast draagt ook het dynamische beleid van kunstencentra als deSingel en Monty (Antwerpen), het Kaaitheater (Brussel), Vooruit (Gent) en Stuc (Leuven) bij tot constante innovatie.

Naast de gezelschappen voor ‘volwassenentheater’, zijn er ook enkele gezelschappen die zich tot kinderen richten: Victoria, Eva Bal’s Speeltheater, Blauw Vier en Het Gevolg. Vaak wordt dit theater voor kinderen ook door kinderen gebracht, met groot succes.

De dynamiek die sinds enige tijd het Vlaamse theater kenmerkt, is ook een gevolg van de interactie met de andere podiumkunsten. Het resultaat van die interactie is in sommige gevallen een hybride, die niet bij de ene of de andere kunstvorm onder te brengen is. Zo kon de choreografie Stella van Anna Teresa de Keersmaeker geselecteerd worden voor het Theaterfestival en gebruiken Jan Fabre, Jan Lauwers en Guy Cassiers in hun werk elementen uit het theater, de opera, de dans en de muziek.

Sinds de jaren tachtig hebben Vlaamse choreografen en dansgezelschappen internationale roem verworven. De basis voor dat succes werd gelegd na de Tweede Wereldoorlog, toen onder impuls van Jeanne Brabants – ‘de vrouw die Vlaanderen professioneel leerde dansen’ – een school en een professioneel gezelschap opgericht werden: in 1964 werd het Stedelijk Instituut voor Ballet in Antwerpen gesticht en eind 1969 het Koninklijk Ballet van Vlaanderen. Beide zijn tot nu toe onlosmakelijk met elkaar verbonden: een groot deel van de dansers bij het Koninklijk Ballet is afkomstig van de Antwerpse balletschool. Het Koninklijk Ballet van Vlaanderen vervult de rol van repertoiregezelschap en brengt hoofdzakelijk klassiek ballet. (Wat Jeanne Brabants deed voor het Vlaamse Ballet, deed Hanna Vooss voor het ‘Ballet de Wallonie’.)

Voor een ‘alternatieve’, avantgardistische benadering zorgde vanaf de jaren zestig de Fransman Maurice Béjart, die in Brussel het Ballet van de Twintigste Eeuw vestigde en ook een dansschool stichtte, Mudra, die de ontwikkelingen van de jaren tachtig sterk zou beïnvloeden. Het vertrek van Béjart in 1986 liet wel een vacuüm en leidde tot een moeilijk, bijna vijandelijk klimaat voor moderne dans, maar dat was geen beletsel voor drie jonge choreografen, die in de loop van de jaren tachtig wereldwijd succes oogstten met hun creaties. De eerste van deze drie is Anne Teresa de Keersmaeker, die met haar choreografieën Rosas danst Rosas (1983), Elena’s Aria (1984), Ottone Ottone, Stella (1990) en Achterland (1990) haar naam vestigde. Even succesvol bleek Wim Vandekeybus met onder meer What the Body Does Not Remember (1987), Les Porteuses de Mauvaises Mouvelles (1989) en Mountains Made of Barking (1994). De derde choreograaf is Jan Fabre, die sinds 1987 drie choreografieën creëerde, die werden opgenomen in zijn operatrilogie The Minds of Helena Troubleyn. 

De huidige bloei op het gebied van eigentijdse dans is – net als de bloei van het theater – in sterke mate te danken aan de kunstencentra. Zij waren de eersten die in Vlaanderen dansopvoeringen organiseerden en voor een structuur zorgden waarbinnen nieuwe choreografen konden en kunnen functioneren. Bovendien werden/worden er festivals gehouden die uitsluitend aan dans zijn gewijd, zoals Klapstuk en Beweeging. Verder voerde Gerard Mortier, die tijdens de jaren tachtig directeur was van de Koninklijke Muntschouwburg, hét Belgische operahuis, een erg dansvriendelijk beleid. Het talent van de drie hoofdrolspelers, De Keersmaeker, Vandekeybus en Fabre, is dus in vruchtbare aarde terechtgekomen.

Ten slotte hoort bij de podiumkunsten ook de opera. De hoofdrol wordt hier gespeeld door de Koninklijke Muntschouwburg in Brussel, kort: De Munt. De Muntschouwburg werd in 1700 gebouwd, als het eerste grote operatheater. Onder andere onder leiding van Gerard Mortier bevindt de Munt zich bij de internationale top. Wie meer informatie wil over de Munt en de Belgische opera, kan terecht op de website van De Munt, https://www.lamonnaie.be/fr , de website van de Vlaamse opera, https://operaballet.be/nl , en de website van de Opéra Royal de Wallonie, http://www.operaliege.be/fr .

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *