Thema’s > Staatsinrichting
België is een representatieve en parlementaire monarchie, waarin alle machten van de natie uitgaan (art. 33 Grondwet).
De opeenvolgende grondwetswijzigingen in de periode 1970-1993 en een aantal bijzondere en gewone wetten betreffende de institutionele hervormingen hebben België omgebouwd van een gedecentraliseerde eenheidsstaat tot een federale staat waarin de soevereiniteit wordt gedeeld door de centrale staat (federatie) enerzijds en de gewesten en de gemeenschappen anderzijds.
Op het centrale of federale niveau wordt de wetgevende macht gezamenlijk uitgeoefend door de Koning (in de praktijk de regering) en door de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, die, volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging en bij toepassing van het enkelvoudig, algemeen en verplicht kiesrecht, verkozen worden door mannen en vrouwen van Belgische nationaliteit, die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben (zie ook kiesstelsel). De federale wetgever is bevoegd voor alle aangelegenheden die de Grondwet hem uitdrukkelijk toekent, alsook voor de aangelegenheden die de Grondwet of een krachtens de Grondwet genomen wet niet uitdrukkelijk aan de andere federale machten of aan de gemeenschappen en de gewesten toewijst.
De federale uitvoerende macht berust bij de Koning (art. 36 Grondwet), maar uit de grondwettelijke regel dat geen akte van de Koning gevolg kan hebben wanneer zij niet medeondertekend is door een minister (art. 106), volgt dat het begrip ‘koning’ betrekking heeft op zowel de persoon van de niet-verantwoordelijke Koning als die van de verantwoordelijke minister(s) of staatssecretaris(sen). De persoon van de Koning is onschendbaar. Hij kan niet voor het gerecht worden gedaagd, noch in strafzaken, noch in burgerlijke zaken. Op het politieke vlak is alleen de minister verantwoordelijk. De Koning benoemt en ontslaat (op voorstel van de meerderheidspartijen) de ministers en de staatssecretarissen, die samen met hem de regering vormen. De regering beschikt over door de Grondwet of de wet toegewezen bevoegdheden: zij neemt de besluiten die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn, heeft een zelfstandige verordenende bevoegdheid, benoemt de ambtenaren van het centrale rijksbestuur en de rechters, voert het defensie- en buitenlands beleid, slaat de munt, heeft het genaderecht en verleent adeldom. De ministerraad (waarvan de staatssecretarissen geen deel uitmaken) telt maximaal 15 leden, wordt geleid door de eerste-minister en is sinds 1970 taalkundig paritair samengesteld.
De rechterlijke macht wordt uitgeoefend door de gewone hoven en rechtbanken (art. 40 Grondwet). Daarnaast zijn er ‘met eigenlijke rechtspraak belaste organen’ (art. 146 Grondwet) die geschillen over politieke rechten beslechten, zoals de Raad van State.