Thema’s > Belgische Muziek
Tot de vijftiende eeuw bevond het centrum voor liturgische muziek van de Lage Landen zich in het prinsbisdom Luik. De oudste eenstemmige muziek van onze streken – die dateert van de tiende eeuw – komt daarvandaan. Ook de meerstemmige, polyfone muziek ontwikkelde zich het eerst in Luik. Bovendien was ook Johannes Cicionia, één van de eersten die de kunst uit het Noorden in Italië propageerde, afkomstig uit het Land van Luik.
Naast de liturgische muziek, die hoofdzakelijk bestond uit Gregoriaanse gezangen en liturgische spelen, was er ook volksmuziek. De eerste geschreven bundel van middeleeuwse volksliederen is het Brugse Gruuthuse-handschrift. Dit werk uit de veertiende eeuw verzamelt 148 Middelnederlandse gedichten met muzieknotatie.
Toen het Bourgondische hof in 1430 van Dijon naar Brussel werd verplaatst, werden de Lage Landen het centrum van het Europese muziekleven. De Nederlandse polyfonisten waren vijf generaties lang de leermeesters van de Europese muziekwereld. De vocale polyfonie, meerstemmige muziek waarin iedere zangpartij een zelfstandige melodie heeft, werd verspreid door zangers, componisten, kapelmeesters en muziekpedagogen uit de Nederlanden die aan hofkapellen in Italië, Frankrijk, Spanje en de Duitstalige landen verbleven. De eerste generatie polyfonisten was afkomstig uit het Franstalige gedeelte van de Nederlanden; de leidende figuur was Guillaume Dufay. De tweede generatie werd aangevoerd door Johannes Ockeghem, de derde door Josquin des Prez. De vierde generatie werd vertegenwoordigd door Clemens non Papa en Adriaan Willaert. Met de vijfde generatie, die van Orlandus Lassus en Philippus de Monte, bereikte de polyfonie haar hoogtepunt.
Na de zestiende eeuw kende de muziek in de Zuidelijke Nederlanden een inzinking, die tot de tweede helft van de 19de eeuw zou duren. Dit was vooral te wijten aan de opkomst van de Spaanse, Franse en Italiaanse muziek. Ongetwijfeld speelde ook de economische terugval in het zuiden na de scheiding van de Nederlanden een rol. Bovendien is het onderzoek wat de Zuid-Nederlandse muziek van de 17de en 18de eeuw betreft nog niet erg uitgebreid. Componisten die in hun tijd wel wat betekenden zijn de achttiende-eeuwse klavecinisten Joseph-Hector Fiocco en Jean-Baptist Loeillet. Internationaal bekende organisten waren Abraham Van den Kerkchoven en Henry Dumont.
In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam in het kader van de romantische beweging een eigen Vlaamse muziek tot stand, vooral dankzij de zangpedagoog Peter Benoit. Hij componeerde nationale liederen als De Schelde, De Rubenscantate en De Pacificatie van Gent en stichtte in Antwerpen het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium. Zijn visie werd generaties lang door tientallen Vlaamse componisten uitgedragen, onder meer door Lodewijk Mortelmans, Jan Blockx, Paul Gilson, Jef van Hoof en Arthur Meulemans.
Ook tijdens de Romantiek werd de Luikse Vioolschool wereldberoemd met figuren als Eugene Ysaze, Charles de Bériot en Henri Vieuxtemps.
Het begin van de twintigste eeuw werd internationaal gekenmerkt door een heropbloei van de orgelkunst. Hiertoe droegen ook Belgen bij: César Franck bracht in Parijs Franse organisten de techniek van de improvisatie bij en het Lemmensinstituut (sinds 1968 in Leuven) speelde eveneens een stuwende rol, met als belangrijkste vertegenwoordiger Flor Peeters.
Belgische bijdragen tot de nieuwe muziek werden onder meer geleverd door Henri Pousseur en Pierre-Bartholomée aan Waalse zijde en Louis De Meester en Karel Goeyvaerts aan Vlaamse zijde.
Hoewel componisten uit het gebied dat nu België is niet in elke periode uit de muziekgeschiedenis zon vooraanstaande rol hebben gespeeld als de Polyfonisten, bevinden Belgische vertolkers van oude muziek zich wel vaak op wereldniveau. Sinds het begin van de jaren zeventig verdiepen Belgische ensembles zich met veel succes volgens de authentieke methode in de muziek van de middeleeuwen, de renaissance en de barok. De muzikale familie Kuijken vormde enkele gezelschappen die zich telkens op een specifiek genre concentreren: het Kuijken Consortium, La Petite Bande en het Kuijken Strijkkwartet. Paul van Nevel startte het Huelgas Ensemble op, dat internationale autoriteit geniet als vertolker van middeleeuwse muziek en renaissancemuziek. Philippe Herreweghe stichtte het Collegium Vocale, gespecialiseerd in koormuziek uit de barok, en is betrokken bij LOrchestre des Champs Elysées. Paul Dombrecht vormt het centrum van Octophorus en van het barokorkest Il Fondamento. Ook het Orchestre Royal de Chambre de Wallonie heeft een goede internationale reputatie. Individuele vertolkers van groot formaat zijn de contratenor René Jacobs, de harpenist en pianist Jos van Immerseel en de lyrische vertolker José van Dam.
Ten slotte moet hier ook gezegd worden dat muziekinstrumenten die in ons gebied werden vervaardigd al sinds de late middeleeuwen ook in het buitenland erg geliefd zijn: in het verleden stonden clavecimbels (van de Antwerpse familie Ruckers), orgels, violen en de typisch Vlaamse beiaarden hoog in aanzien. De hernieuwde interesse in oude muziek, die sinds de Tweede Wereldoorlog sterk toenam, heeft de oude traditie van de instrumentenbouwers doen herleven. Er bestaan enkele opleidingscentra en gerenommeerde bedrijven. Verscheidene instrumentenbouwers, zoals Jacky Walraet, Jan Boon en Chris Maene, zijn internationaal bekend.
De bekendste Belgische instrumentenbouwer is echter ongetwijfeld Adolphe Sax, de uitvinder van de saxofoon. Met hem maken we de overgang naar de jazzmuziek…
De naam van Jean Toots Thielemans moet zeker als eerste genoemd worden. Hij is in de hele wereld bekend om zijn virtuositeit met de mondharmonica. In 1995 ontving hij in Parijs de Europese Django dOr. De naam van deze jazz-prijs is ontleend aan de beroemde gitaarvirtuoos Django Reinhardt, die in België werd geboren. Andere bekende jazz-muzikanten zijn de Luikse saxofonist Jacques Pelzer, de vibrafonist Sadi, de gitaristen René Thomas en Philippe Catherine, de trombonist Marc Godfroid en de trompettist Bert Joris.
De jongere generatie jazz-musici bestaat onder meer uit de saxofonist Jeroen van Herzeele, de gitarist Peter Hertmans en de tenor-saxofonist Erwin Vann. De belangrijkse Vlaamse big band is op dit ogenblik het Brussel Jazz Orchestra.
In België heeft het jazz-genre inmiddels de bruine kroegen verlaten en een plaats gekregen in kunstencentra en op festivals: het belangrijke Jazz Middelheim in Antwerpen, het Free Music festival en het Gentse festival Jazz in t Park.
Ten slotte zijn we aanbeland bij de populaire muziek. In het verleden maakten Jacques Brel en Adamo furore, nu zijn andere namen tot ver over de grenzen bekend…
De Belgische popmuziek kent een ongekende bloei. Vooral de grote steden, Antwerpen, Gent en Brussel, brengen voortdurend nieuw talent voort.
Brussel bij voorbeeld was in het begin van de jaren tachtig de geboorteplaats van de agressieve dansmuziek van Front 242. Dansmuziek ontstond ook in Antwerpen: in het midden van de jaren tachtig werd daar door de lijvige DJ Dikke Ronny de New Beat uitgevonden. Dit was – meer dan Front 242 – het begin van een dynamische Belgische dansmuziekscene. Toen New Beat verdween, kwam house: Technotronic en daarna 2Unlimited veroverden de wereld met hun meeslepende dansmuziek. Er ontwikkelde zich een echte cultus, rond Belgische platenlabels als R&S en Bonzaï. Ook in het nieuwste genre, techno, spelen Belgische deejays een belangrijke rol.
Verder ontstonden uit de smeltkroes van culturen en ideologieën, die Brussel is, nog twee belangrijke groepen: het intussen ter ziele gegane Vaya Con Dios, dat zich door blues, flamenco en chanson liet inspireren, en Zap Mama, één van de meest vooraanstaande wereldmuziekgroepen van de jaren negentig.
Antwerpen is de thuishaven van de rockband dEUS, die in een mum van tijd Europa en ook de Verenigde Staten veroverde met iets wat het midden houdt tussen avant-garde en gitaarrock. In hun spoor volgden al snel andere getalenteerde jonge bands, zoals Zita Swoon., Evil Superstars, Nemo, Soapstone, Channel Zero, Wizards of Ooze, Metal Molly, Mad Dog Loose, the Sands, Soulwax enzovoort. Ook Ks Choice werd erg succesvol.
Overigens waren ook al voor deze golf Belgische artiesten bekend in het buitenland: denk maar aan Arno en Jo Lemaire.
De laatste tien jaar veranderde ook veel binnen België. Met de komst van de commerciële zender VTM kregen Vlaamse zangers meer succes. In het programma Tien om te zien werden Nederlandstalige populaire liederen gepromoot, wat tot een echte revival van het populaire Vlaamse lied leidde: de verkoopcijfers van het genre namen spectaculair toe, net als het aantal Vlaamse zangers, zangeressen en groepjes. Popgroepen als Clouseau maakten een echte massahysterie los en konden dankzij het succes in Vlaanderen ook in Nederland succes oogsten. Omgekeerd bleek de Vlaamse markt ook klaar voor Nederlandse rockbands als The Scene. Bovendien kregen ook oude rotten in het vak, als De Kreuners en Raymond van het Groenewoud, eindelijk de aandacht die ze verdienden. Overigens kreeg Tien om te zien al snel een tegenhanger bij de Waalse openbare omroep, wat ook in het Franstalige deel van België voor een revival van de lokale populaire muziek zorgde.
Ten slotte vermelden we hier nog enkele Belgische kleinkunstenaars: Wannes Van De Velde (Antwerpen), Walter De Buck (Gent), Willem Vermandere (Westhoek) en Miel Cools (Limburg) voor Vlaanderen, Johan Verminnen voor Brussel, André Bialek en Julos Beaucarne voor Wallonië.